de overhand hebben (v) (situatie) | ha överhanden (v) (situatie) |
de overhand hebben (v) (belangrijkheid) | väga tyngre (v) (belangrijkheid) |
de overhand hebben (v) (belangrijkheid) | ha övervikt (v) (belangrijkheid) |
de overhand hebben (v) (situatie) | överväga (v) (situatie) |
de overhand hebben (v) (situatie) | dominera (v) (situatie) |